Mijn naam wordt opgeroepen. Ik voel de blikken van de rij grootmeesters, als ik naar mijn plek loop. Het risico dat ik wilde nemen. Het is deze maand vijf jaar geleden dat ik opging voor 3e dan zwarte band karate in Londen. Ik had op dat moment 9 maanden de officiële diagnose van MS op zak, en nog korter geleden was ik geopereerd aan een buikhernia.
Het eerste potje knokken ging vrij stevig. Mijn tegenstander had een lage dekking, en hoewel ik deze kans niet helemaal onbenut liet, vond ik het niet classy, niet waardig, om haar steeds op het gezicht te raken. Zelfs niet toen ze me vol in mijn buik (op de nog gevoelige plek) raakte, waarop direct een luide kerm mijn keel verliet. En ik mezelf herpakte. Het werd een pot op mijn tandvlees.
Morgen is geen belofte
Het was misschien niet heel verstandig dit examen te doen zo relatief kort na een operatie. Maar ik had het karate nu nog in de benen. Ik had hier al die jaren naartoe getraind. Van zwarte band (1e dan) op mijn negentiende, naar een eigen karateschool, naar 2e dan om toch ooit ook die 3e te halen. Met 3e dan komt de titel Sensei – meesterschap. Met 3e dan heb je doorgezet.
MS gooide roet in mijn trainingen. Ik kon met grote sprongen het karate veel minder lang volhouden. En ik had nog vaker niet eens de energie überhaupt naar een training te gaan. Of het in de toekomst veel beter ging worden, kon niemand mij beloven. Ik wist gewoon: het was nu of nooit.
De volgende partij was tegen een Indische vrouw die voor 4e dan opging. Onze chemie was veel beter, we waren meer aan elkaar gewaagd. Het voelde als een overwinning op zichzelf om op technisch vlak goed te scoren. Ik kreeg van haarzelf erkenning nog tijdens de pot (met een buiging). En hoorde de reacties om ons heen. Ha, het was alsof ik daarmee ook een beetje de MS had verslagen.
De week die erop volgde
Maar die MS was er wel gewoon hoor. De hele week die volgde kon ik niks meer. Plat lag ik. Ik had erop gerekend, ingecalculeerd en ik had het ervoor over. Zeker toen ik halverwege de week het verlossende telefoontje kreeg van Sensei Arno:
“Je bent geslaagd voor je 3e dan!“
Het duurde niet heel lang voordat ik nog enkel voor mezelf kon trainen. En het lesgeven in het karate uiteindelijk helemaal overdroeg. We zijn vijf jaar verder. En ik ben zeker niet in staat om hetzelfde niveau te laten zien – vermoed ik.
Was het het waard?
Het was het risico dat ik wilde nemen, de ‘pijn’ die ik ervoor over had. Hoe moe en ziek ik eigenlijk ook was. En ik deed het voor mezelf. Voor niemand anders. Het boeit ook niemand anders echt. Maar mij wel. Dit betekende iets voor mij. Het staat ergens voor. En 100% verdiend. Die rij grootmeesters uit de hele wereld, die erover gingen, zij kenden mij niet. Er was geen ‘cutting some slack’.
Die beslismomenten, het wel of niet doen. Die zijn persoonlijk, gaan om gevoel. Het afwegen of de ‘pijn’ het je waard is. En dan om durven. Het was voor mij (zeker achteraf gezien) de juiste beslissing geweest. Het maakte het mooi rond. Een strik om mijn karate-reis. Maar niet het einde. Het Sensei-schap kon ik vervolgen in het begeleiden van ons Programma voor Zelfontwikkeling. Lees hier hoe.